Hendrik Prins:
de koning van de Nederlandse barometerkunst










Door: Marco Fontijn.



Het is spijtig dat er slechts weinig bekend is over Hendrik Prins uit Amsterdam: de met afstand beste barometermaker die ons land ooit heeft voortgebracht. Alweer flink wat jaren terug schijnt een Duitse historicus eens het dappere plan te hebben opgevat om een biografie te schrijven over deze absolute vakman. Aangezien er echter zelfs over zijn precieze geboorte- en sterftedatum niets met zekerheid valt te zeggen - men neemt voor het gemak maar aan dat hij ergens rond 1696 werd geboren en omstreeks 1762 stierf - zal het niemand verwonderen dat er van dit streven niets is terecht gekomen.
 

Foto 1: Nederlandse Lodewijk XIV bakbarometer, circa 1745. Gesigneerd: ‘H.K PRINS Fecit Amsteldam’.

Wel bekend is het dat hij zich gedurende zijn werkzame leven als instrumentmaker, dat aan de hand van zijn overgeleverde werk grofweg te situeren is tussen circa 1730 en 1760, vrijwel uitsluitend toelegde op het vervaardigen van barometers en thermometers. Behalve dergelijke instrumenten is er verder van hem slechts één spiegeltelescoopje bekend. Naast wat sporadisch overgebleven en vrij summiere schriftelijke bronnen over zijn prestaties, is het dan ook met name het beperkte aantal - waarlijk sublieme - weerkundige instrumenten van zijn hand dat vandaag de dag nog met verve getuigt van zijn bijzonder grote bekwaamheid.

Deze zeldzame voorbeelden van zijn werk treffen we onder meer aan in de collecties van Museum Boerhaave te Leiden en het Teylers Museum in Haarlem. In beide musea gaat het om thermometers, waarbij in het laatstgenoemde museum een wel zeer uitgebreide en indrukwekkende meerschalige Prinsthermometer te bewonderen valt. Die is uitgestald in een passende vitrine van de Ovale Zaal, het oudste gedeelte van het Teylers Museum en de oudst intact gebleven museumzaal van ons land. Merkwaardig genoeg is er echter in geen enkel museum een barometer terug te vinden van onze allergrootste maker. Hoewel dit overigens ook weer niet al te veel verbazing zou moeten wekken indien men beseft dat het aantal werkelijk interessante en belangwekkende barometers in de Nederlandse musea op de vingers van niet meer dan twee handen te tellen is. Zoiets steekt schril af, in dus zowel relatieve als kwalitatieve zin, bij de overgrote rest van de onder de dominante aandacht voor schilderkunst en een beperkt aantal vormen van kunstnijverheid tot stand gekomen museale collecties. De mooiste barometers, waaronder ook de nu nog bekende pronkstukken van Hendrik Prins, bevinden zich in particulier bezit. Het is niet anders.

Slechts een heel enkele keer wordt er in de antiekhandel een barometer van Prins aangeboden, zoals dit nu het geval is met een wel heel fraai exemplaar dat in het verdere verloop van dit artikel nog nader zal worden besproken.

 

Foto 2: Close-up schaalplaten.

Al in eerdere artikelen die in dit blad verschenen, ging ik in op het leven en werk van twee andere grote namen uit de geschiedenis van de Nederlandse barometer, te weten de wereldberoemde wetenschapper en instrumentmaker Daniel Gabriel Fahrenheit (in Amsterdam werkzaam als vervaardiger van barometers en thermometers tussen ca. 1718 en 1736) en de uit Zwitserland afkomstige meester-barometermaker Paulus Wast sr. (onder eigen naam actief tussen ca. 1748 en 1784). Met beiden onderhield Prins hoogstwaarschijnlijk een in meer of mindere mate vergaande onderlinge relatie. Dr. Maria Rooseboom, een voormalige directeur van Museum Boerhaave, noemde Prins in een van haar publicaties zelfs ‘tijdgenoot en opvolger van Fahrenheit’, terwijl dr. Van Cittert, van het Universiteitsmuseum in Utrecht, hem op een cataloguskaart, naast opvolger, tevens als diens leerling bestempelde.

Ook contemporaine bronnen lijken erop te wijzen dat er sprake is geweest van dergelijke contacten. Zo heeft het er alle schijn van dat Wast zichzelf, in een advertentiepamflet uit circa 1770, nadrukkelijk plaatst in de traditie van Daniel Gabriel Fahrenheit en Hendrik Prins, als hij stelt dat hij 'maakt en verkoopt allerlei zoorten van Barometers en Thermometers, volgens Farenheid en Prins'.
 

Foto 3: Close-up kapbekroning met liggende leeuw.


Tijdgenoten brengen hen verder meerdere malen met elkaar in verband als zij zich op waarderende wijze uitspreken over de kwaliteit van hun werk. Reeds in 1736 roemde de beroemde Petrus van Musschenbroek (hoogleraar te Utrecht 1723-1740, idem te Leiden 1740-1761) Prins in één adem met Fahrenheit: ‘Men kan vry volmaakte barometers krygen of van mynen Broeder, of van de braave konstenaars G. Fahrenheit, en H. Prins, welke als om strijd dit werktuyg ten top van volmaaktheid hebben zoeken te brengen’. Eveneens wordt bij de aankondiging van een openbare verkoping in 1772 gelijktijdig geschermd met de prominente namen van zowel Prins als Wast: ‘… Een fraye Verzameling … Instrumenten … bestaande in … Barometers en Thermometers door Prins, Ruspinus en Wast … Alles nagelaeten door een voornaem Liefhebber'.

Een belangrijke indicatie voor het bestaan hebben van deze nauwe banden is mijns inziens voorts nog te vinden in de opvallend grote gelijkenis van het graveerwerk op de schaalplaten van veel van de door voornoemd drietal makers gesigneerde barometers en thermometers.


Hendrik Prins moet een begenadigd graveur zijn geweest, die hoogstwaarschijnlijk tevens werk leverde aan Fahrenheit en in een later stadium van zijn werkzame leven ook aan Wast. De kwaliteit van het graveerwerk op schaalplaten van een barometer of thermometer van Prins springt altijd onmiddellijk in het oog. Het is met een strakke, scherpe hand gestoken en geeft qua typografie een welhaast modern aandoende, heldere indruk. In mijn ogen lijdt het geen twijfel dat precies dit handschrift te herkennen is op enkele van de door mij verhandelde of aan mij bekende werken van Fahrenheit. Ook op alle barometers en thermometers van Wast is er, tot aan het tijdstip van het overlijden van Prins omstreeks 1762, sprake van deze zelfde karakteristieke gravering.

Als vermeend leerling en opvolger van Fahrenheit, alsmede in later tijd inspirator en graveur van Wast, kan zonder overdrijving gesteld worden dat Prins de meest bepalende en verbindende schakel vormde van de al eens eerder ter sprake gebrachte, invloedrijke en toonaangevende ‘ruggengraat’ Fahrenheit-Prins-Wast, waarlangs de ontwikkeling van de Nederlandse barometer in de achttiende eeuw grotendeels is verlopen.
 

Foto 4: Een opengeschroefde 'Prinsendoos'. De twee bolletjes kwik voorin zijn omhoog gekomen uit de stijgbuisjes, die in verbinding staan met het kwik dat zich onder het tussenschotje van het reservoir bevindt.


 

Desalniettemin rijst het vermoeden dat bescheidenheid een kenmerkende deugd gevormd zal hebben van zijn karakter. Zoals vermeld is hij immers, ondanks de grote verdiensten die hij vermoedelijk voor Fahrenheit heeft gehad, bereid geweest om waarschijnlijk gedurende een langere periode genoegen te nemen met een dienende rol in diens schaduw. Ook zou zijn vermeende omgang met Wast erop kunnen wijzen dat hij, in weerwil van zijn inmiddels stevig gevestigde reputatie, toch niet te beroerd was om een jonge barometerimmigrant met raad en daad ter zijde te staan. Met zijn hoge standaard van vakmanschap zal hij tenslotte met enige weerzin aangezien hebben hoe er, vanaf de jaren rond omstreeks 1740, een gestage stroom Italiaanssprekende immigranten op gang was gekomen, die zich dikwijls op een welhaast op massaproductie gelijkende wijze bezig gingen houden met het vervaardigen van weerkundige instrumenten van een lager allooi. Juist ook deze lieden zullen het zijn geweest die voor het eerst de barometers en thermometers aanboden met de aanzienlijk goedkopere seriematige tinnen schaalplaten. Het is dan ook aannemelijk dat Prins grote waardering kon opbrengen voor een barometermaker van over de Alpen die, tegen de heersende stroom in, koppig bleef streven naar perfectie.


Zonder een dergelijke welwillende en bescheiden opstelling zou een opmerkelijke en brutale actie van een concurrerende instrumentmaker uit Haarlem, een zekere Pieter Eysenbroek, niet snel hebben plaatsgevonden. In 1761 presenteerde deze namelijk in zijn ‘Bericht wegens eene merkelyke verbetering in het maaken van barometers’ een ingenieuze en intelligente vinding van Prins als de zijne. Uitgaande van het feit dat Hendrik Prins op dat moment al jarenlange internationale faam genoot en omging met vele geleerden van naam, verbaast het natuurlijk ook wel enigszins dat hij zelf zijn eigen ideeën en prestaties niet nadrukkelijk en zelfbewust uitdroeg. Zowel Lulofs (hoogleraar te Utrecht 1742-1768) als de reeds eerder genoemde Petrus van Musschenbroek gebruikten bijvoorbeeld zijn instrumenten. Zo leverde Prins in 1736 een barometer aan Van Musschenbroek met een begeleidende brief, welke laatste bewaard is gebleven.

Al te veel bijval lijkt Eysenbroek voor zijn bewering dan ook niet te hebben gehad; slechts de Franse meteoroloog Louis Cotte schreef de vinding in kwestie in het in 1788 verschenen ‘Mémoires sur la météorologie’ toe aan ‘Pierre Eisenbroog’. Andere auteurs daarentegen beschouwden de belangwekkende vinding echter zonder meer als zijnde ontsproten aan het brein van Prins, beginnend met De Luc, in zijn beroemde boek ‘Recherches sur les modifications de l’atmosphère’ (Parijs 1772), dat door praktisch iedereen gelezen moet zijn die in die tijd ook maar iets met barometers te maken had. Aan het einde van de achttiende eeuw zou ook de Duitser F.W. Voigt zich nogmaals nadrukkelijk ten faveure van Prins uitlaten. Nog tot ver in de twintigste eeuw zou deze controverse de gemoederen blijven beroeren; totdat uiteindelijk bewijzen werden aangetroffen voor het door Prins toepassen van deze vinding in tamelijk recent opgedoken en onder de aandacht gekomen, antieke bakbarometers van zijn hand.

Aan de barometer van Torricelli bracht Prins, ontegenzeggelijk al vele jaren voor 1761, een verbetering aan, die ten doel had het kwik in het reservoir op constante hoogte te houden. Dit had namelijk niet plaats bij de gewone barometers met het gebruikelijke hol gedraaide ‘tonnetje’ als reservoir, aangezien ‘Kwik ryst in de Kwikbak, alsze valt in de pyp; en zakt in de bak alsze in de pyp ryst’.

 

Foto 5: Schematische voorstelling van een reservoir met constant nulpunt uit Pieter Eysenbroeks 'Bericht wegens eene merkelyke verbetering in het maaken van Barometers', waarin deze ten onrechte de intelligente vinding van Hendrik Prins als de zijne publiceerde.
 

Deze naar hem vernoemde Prinsendoos was meestal gedraaid uit palmhout en in een enkel aan mij bekend uitzonderlijk geval zelfs ivoor. Dit type reservoir was niet slechts hol, maar had ter hoogte van het kwikoppervlak een tussenschotje met in het midden een gat, dat net iets groter was dan de buis en een aantal daarnaast geboorde ‘stijgbuisjes’ (meestal drie of vier). Bij het vullen werd de Prinsendoos zover gevuld dat het kwik, indien het reservoir eenmaal in elkaar zat en de barometer verticaal hing, langs de buis en via de ‘stijgbuisjes’ omhoog welde. Het kwik bleef bij elkaar rond de buis en breidde zich, naarmate er meer kwik uit het ondergedeelte van het tussenschotje vloeide, wel in de breedte uit, maar niet in de hoogte. De werking werd door Eysenbroek in de verhandeling duidelijk verwoord daar waar hij het heeft over een reservoir ‘waarin de Kwik zyn egaale diepte altoos behield, op dat ’er door het ryzen of daalen volstrekt geen verandering in de oppervlakte van dezelve kome, van het hoogste tot het laagste punt van den Barometer’. Een bijkomend voordeel was de kwikbesparing die het systeem opleverde.

Het grote vakmanschap van Hendrik Prins valt het beste af te lezen uit zijn werk, waarvan ik u hierbij een voorbeeld laat zien.

De op eiken gefineerde wortelnoten kast van dit afgebeelde en rond 1745 vervaardigde pronkstuk heeft schaalplaten van verzilverd messing. De schalen zijn in Engelse duimen, in combinatie met de zogenaamde ’36-schaal’, en in Rijnlandse duimen. Het graveerwerk op de schaalplaten is, zoals gebruikelijk bij een ‘Prins’, van een uitzonderlijke kwaliteit. Rechts van de schaalverdelingen zit een sleuf waarin een handmatig te bedienen messing tendenswijzer op-en-neer kan worden bewogen. De bijzonder kunstig gestoken, massief noten kapbekroning wordt bekroond door een liggende leeuw en getuigt met zijn symmetrische karakter en motieven in de vorm van voluutvormige bladranken van de Lodewijk XIV-stijl, op een manier zoals deze in ons land uitdrukking kreeg in navolging van de ontwerpen van Daniel Marot.

Al met al een schitterende vroege Nederlandse barometer van een museale klasse, volledig authentiek en met een opvallend fraaie patina en een bijzondere rijke kleur.


Marco Fontijn